In Nederland staan alle minderjarigen volgens de wet onder gezag; minderjarig is over het algemeen iedereen onder de 18 jaar. Als ouders zijn gehuwd of geregistreerde partners zijn dan hebben zij beiden gezag. Dit noemen we het ouderlijk gezag. Dit gezamenlijke gezag roept voor de niet-ouder dezelfde gezagsrechten en gezagsplichten in het leven als voor de ouder die het gezag heeft. Als een ander dan de ouder(s) het gezag uitoefent, noemen we dit éénoudergezag (vroeger: voogdij). Een voogd en zijn of haar partner kunnen gezamenlijk de voogdij uitoefenen.
Bij samenwoners is er de voorwaarde dat de (mannelijke) partner het kind heeft erkend. Ook gehuwde of geregistreerde vrouwen/mannen hebben automatisch het gezamenlijk gezag over kinderen die geboren zijn tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap.
Meestal gaan minderjarige kinderen na een scheiding bij een van beide ouders wonen. Dat betekent niet dat een van de ouders alleen verantwoordelijk is voor de kinderen. De wet gaat ervan uit dat jij en je partner samen het ouderlijk gezag blijven voeren. Dat betekent dat ouders samen beslissen over bijvoorbeeld schoolkeuze en opvoedingskwesties. Ook moeten ouders samen zorgen dat formele zaken goed geregeld worden. Denk bijvoorbeeld aan bijzondere uitgaven of verplichtingen voor het kind, inschrijving bij de gemeente en het aanvragen van een paspoort of visum.
Ouderlijk gezag en omgangsregeling
Sinds 1 januari 1998 geldt in Nederland het uitgangspunt dat na de scheiding de ouders samen het ouderlijk gezag over de kinderen blijven houden. De ouders blijven dan beiden verantwoordelijk voor de verzorging en opvoeding van de kinderen en nemen samen alle belangrijke beslissingen. Kinderen hebben recht op contact met beide ouders. Ook al woont het kind bij een ouder, het heeft het recht om met de band met de andere voor te zetten na de scheiding. Het beste is uiteraard dat u samen, zonder dat de rechter moet worden ingeschakeld, daarover afspraken maakt. Die afspraken worden vastgelegd in een omgangsregeling.
Eénoudergezag
In sommige gevallen is het mogelijk dat een van de ouders alleen ouderlijk gezag gaat voeren. Bijvoorbeeld als een van de ouders emigreert, of als en geen enkele communicatie en dus overleg tussen ouders meer mogelijk is. De rechter bepaalt dan wie van jullie het ouderlijk gezag krijgt. Meestal vraagt hij daarvoor advies aan de raad voor de kinderbescherming. Bovendien wil de rechter de mening van kinderen boven de twaalf horen.
Gelijkwaardig ouderschap
Een kind over wie de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen, heeft recht op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders. Dat geldt ook na ontbinding of beëindiging van het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de samenleving. Dit wordt gelijkwaardig ouderschap genoemd.
Betekent gelijkwaardig ouderschap in conflictsituaties verplicht co-ouderschap?
Nee. Gelijkwaardig ouderschap is geen norm die voorschrijft dat in conflictsituaties co-ouderschap (50–50 procent zorgverdeling) het uitgangspunt is. Gelijkwaardig betekent dat een kind recht heeft op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders ook na beëindiging van het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de samenleving. De norm is de basis voor een eventuele beslissing door de rechter in een conflictsituatie.
Het recht op contact of omgang ontzeggen
Bij hoge uitzondering kan het beter zijn voor een kind als het geen contact meer heeft met de andere ouder. De rechter beslist hierover en zal contact of omgang alleen ontzeggen als:
- Het contact met de andere ouder slecht is voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind
- De andere ouder duidelijk niet geschikt is of niet in staat is tot omgang met het kind
- Het kind 12 jaar of ouder is en grote bezwaren heeft tegen contact met de andere ouder
- Het contact met de ouder om andere redenen in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind
- Er is een belangrijk verschil of een ouder het gezag uitoefent of niet. Een ouder met gezag kan slechts tijdelijk het contact met zijn of haar kind worden ontzegd door de rechter, bijvoorbeeld voor een jaar. Een ouder zonder gezag kan de omgang voor onbepaalde tijd worden ontzegd.
Erkenning binnen huwelijk
Als een vrouw en een man met elkaar trouwen en in dit huwelijk wordt een kind geboren, dan zijn zij van rechtswege de ouders van het kind. Hierdoor is de erkenning automatisch geregeld. De vrouw uit wie het kind wordt geboren, is de moeder. En de echtgenoot van de moeder wordt door de wet beschouwd als de vader. Door het huwelijk ontstaan tussen de echtgenoten en het kind alle familierechtelijke banden.
Erkenning buiten huwelijk
Bij een samenleving is de erkenning niet automatisch geregeld. De biologische vader van een kind wordt volgens de wet in een dergelijk geval geen juridisch vader van het kind. Daarvoor dient de biologische vader het kind te geven erkennen. De man die niet getrouwd is met de moeder (dus geen juridische vader is) kan op deze manier officieel het vaderschap op zich nemen, en daardoor juridische vader worden. Bij erkenning gaat een man familierechtelijke betrekkingen aan met een kind. De erkenner krijgt onder andere een erfrechtelijke band met het kind. Het kind kan het de geslachtsnaam van de man krijgen, kan het de nationaliteit van de man krijgen en kan het onder gezag van de man komen te staan.
Verschil erkenning en gezag
Bij erkenning gaat een man familierechtelijke betrekkingen aan met het kind; hij wordt door erkenning de wettelijke vader. Hij is echter geen wettelijke vertegenwoordiger. Hiervoor moet een man het gezag hebben over het kind. Met gezag is de man de wettelijke vertegenwoordiger. Hij kan dan bijvoorbeeld een handtekening zetten of een gerechtelijke procedure voeren. Om het ouderlijk gezag over het kind te krijgen kan de vader samen met de moeder een verzoek indienen bij de rechtbank, sector kanton.
Vader van een kind is de man:
- Die het kind heeft erkend;
- Die op het tijdstip van de geboorte van het kind met de vrouw uit wie het kind is geboren, is gehuwd of een geregistreerd partnerschap is aangegaan,
- Wiens vaderschap gerechtelijk is vastgesteld; of
- Die het kind heeft geadopteerd.
Co-ouderschap
Kinderen gaan na een scheiding meestal bij één van beide ouders wonen. Op die praktijk zijn de meeste regelingen in Nederland gebaseerd. Maar het kan ook anders. Als u kiest voor co-ouderschap, woont uw kind om en om bij jou en je partner, bijvoorbeeld om de week bij de ene ouder en andere ouder. Ouders moeten dat wel -samen- afspreken en goed met elkaar communiceren. Zij moeten over alle belangrijke aspecten overeenstemming hebben. Een eenzijdig verzoek tot een co-ouderschapsregeling wordt in beginsel niet door de rechter toegewezen. Het aanvragen van bijvoorbeeld heffingskortingen en kinderbijslag wordt wat ingewikkelder.
Informatievoorziening en recht op consultatie
De ouders moeten samen bepalen bij wie de kinderen gaan wonen en wanneer de kinderen de niet verzorgende ouder kunnen zien. Voor de niet-verzorgende ouder wordt zoals gezegd een omgangsregeling afgesproken. Hierbij worden afspraken gemaakt over omgang, informatie en consultatie (overleg over het kind tussen beide ouders). De ouder bij wie de kinderen wonen, heeft de plicht om de andere ouder op de hoogte te houden van belangrijke zaken die met het kind te maken hebben. Denk hierbij aan de voortgang op school of de gezondheid van het kind. Bovendien moet de ene ouder de andere ouder om zijn of haar mening vragen omtrent belangrijke beslissingen over het kind. Bij éénoudergezag mag de ouder met het gezag zelf de beslissing nemen, maar overleg met de andere ouder ligt wel voor de hand.
Uw partner c.q. niet-verzorgende ouder heeft altijd recht op informatie over jullie kinderen. U moet hem bijvoorbeeld op de hoogte houden van hoe jullie kind het op school doet en hoe het met zijn gezondheid is. Bovendien heeft uw partner recht op consultatie. U bent verplicht zijn mening te vragen over belangrijke beslissingen rond het kind. Als u in je eentje het gezag over kinderen voert, mag u uiteindelijk wel zelf de beslissingen nemen.
Wet Bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding verplicht ouders bij scheiding, en beëindiging geregistreerd partnerschap afspraken vast te leggen in een ouderschapsplan. De belangrijkste onderwerpen zijn: verdeling van zorg- en opvoedingstaken, omgangsregeling, wijze informatie geven en raadplegen bij belangrijke kwestie: wie beslist over wat of in overleg en kinderalimentatie. De kinderen behouden het recht op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders. Het ouderschapsplan is een verplicht onderdeel in de procedure.
Omgang
Recht op omgangsregeling
De ouder heeft recht op omgang met het kind en het kind heeft recht op omgang met de ouder. Met ouder wordt hier de juridische ouder bedoeld, dus de ouder die het kind erkend heeft.
Een biologische vader, ook al heeft die het kind niet erkend, heeft het omgangsrecht en informatierecht, indien hij tot het kind in een betrekking staat die aangemerkt moet worden als family life (8 EVRM). Het enkele feit dat de vader het kind heeft verwekt is op zichzelf onvoldoende om een nauwe persoonlijke betrekking tussen vader en kind aan te nemen. Voor het aantonen van family life is van belang of de biologische vader en de moeder langere tijd in gezinsverband hebben samengeleefd. Daarnaast zijn de frequentie van contacten van belang.
Kinderen van 12 jaar en ouder en kinderen beneden de 12 jaar die in staat zijn tot redelijke beoordeling van hun belangen hebben recht om een omgangsregeling te verzoeken. Maar zij moeten zich daarbij wel laten vertegenwoordigen door hun wettelijk vertegenwoordiger of met diens toestemming handelen. Ook kunnen minderjarigen vertegenwoordigd worden door een bijzondere curator (art. 1:250BW).
Ook anderen hebben het recht om een omgangsregeling te verzoeken.
Kunnen grootouders ook een omgangsregeling vragen?
Op verzoek kan de rechter een omgangsregeling vaststellen tussen het kind en degene die in een “nauwe persoonlijke betrekking” staat met het kind. Daarvan is sprake wanneer opa en oma een belangrijke bijdrage geleverd hebben aan de verzorging en opvoeding van het kind. Er moet een voldoende betekenisvolle relatie met kind bestaan. Regelmatige bezoekjes met de ouders bij opa en oma en af en toe een logeerpartijtje is daarvoor niet voldoende.
De beoordeling is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij de mate van contact zoals dit heeft plaats gevonden van belang is. Ook van belang is bijvoorbeeld de mate van gehechtheid van het kind aan degene die de omgangsregeling verzoekt en de praktische uitvoerbaarheid van een omgangsregeling. De omgangsregeling is qua omvang steeds maatwerk.
De grootouders kunnen een verzoek doen tot het vaststellen van een omgangsregeling (op grond van artikel 377a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek). Hiervoor is wel vereist dat zij in een nauwe persoonlijke betrekking staan tot het kind. Dit is bijvoorbeeld aan de orde als het kleinkind bij de grootouders in huis heeft gewoond.
Dit verzoek is voor de rechtbank ontvankelijk indien een nauwe persoonlijke betrekking tussen verzoeker en kind bestaat. De rechter moet dan een belangenafweging maken. Derden die in aanmerking komen voor een verzoek zijn: de verwekker die het kind niet erkend heeft (biologische vader); maar ook oma, opa, oom en tante.